zaterdag 6 februari 2010

Brijksmuseum wordt weer Rijksmuseum


De breidag zit er op! Ongeveer 160 mensen hebben vandaag gebreid in het ateliergebouw in Amsterdam. Wij hebben er ontzettend van genoten en willen iedereen bedanken voor de enorme opkomst en jullie enthousiasme. Begin volgende week zullen we in deze blog links plaatsen naar foto's, filmpjes en artikelen. Blijf deze blog nog maar even in de gaten houden!

Cécile, Iris & Geertje

foto: Sam Jones RTV-NH

vrijdag 5 februari 2010

Brei een zonnebloem!

Wie klaar is met het breien van een muts, kan inspiratie opdoen in het werk van Maria Roosen (1957). Hoewel glas al jarenlang haar favoriete materiaal is, heeft ze enkele spectaculaire kunstwerken gebreid. Toen ik in 2005 met haar voor de heropening van het Stedelijk Museum Schiedam (waar ik toen werkte) een overzichtstentoonstelling voorbereidde, vertelde ze dat ze een zonnebloem liet breien. Dat werk wilde ze graag op die tentoonstelling laten zien, samen met een andere gebreide zonnebloem die was aangekocht door het Nederlands Textielmuseum. Ik kon me er niet goed een voorstelling van maken, maar het idee klonk in ieder geval erg verleidelijk.

Toen het eenmaal zo ver was, kwam er uit een krat een reusachtige gevaarte tevoorschijn: twee bloedrode zonnebloemen van ruim een meter doorsnede, aan een steel van wel tien meter lang waaraan weer een kleinere zonnebloem ontsproot. Het geheel werd met nylondraden zodanig opgehangen dat de bloemen je recht in het gezicht staarden, dreigend als een hydra maar ook een beetje treurig en ontwapenend door hun plooibaarheid en de suggestie van vergankelijkheid.
Bloedverwanten was de titel die Maria aan het werk gaf, wat gelijk een hele reeks associaties opriep. Er had een hele ploeg vrouwen aan gebreid, vertelde ze. Misschien wel familie van elkaar? Dat vertelde ze niet, maar het werk suggereerde het wel, net zoals het onmiddellijk de schilderijen van Erik Andriesse in gedachten roept en - bijna overbodig om te zeggen - de Zonnebloemen van stamvader Vincent van Gogh. Een mooiere verbeelding van de gedachte dat ook kunstwerken elkaars ‘bloedverwanten’ kunnen zijn, kan ik me niet voorstellen.

Tekst: Ludo van Halem, conservator 20ste eeuw afdeling Beeldende kunst

Zie ook: http://www.mariaroosen.com/ en http://www.valiz.nl/ voor boeken over Maria Roosen


Maria Roosen, Bloedverwanten (zonnebloemen), 2006, handgesponnen, geverfde, gebreide en geknoopte schapenwol, ca. 250 x 1200 cm, collectie Stedelijk Museum Schiedam (foto Liedeke Kruk)




Erik Andriesse, Zonnebloem, 1992, olieverf op doek, 90 x 75 cm (foto courtesy Christie’s Amsterdam)

donderdag 4 februari 2010

Flickr group: IJspret is Breipret

Beste Breiers,

Aanstaande zaterdag is het dan zo ver: Mutsen breien in het Rijksmuseum! Wij zijn er in ieder geval helemaal klaar voor en hebben er veel zin in.
Op Flickr.com is er een group aangemaakt waar foto's van de gebreide mutsen verzameld en gepresenteerd kunnen worden. Zo kunnen jullie elkaars breiresultaten bewonderen en ervaringen uitwisselen. Ook zullen wij hier foto's van de dag zelf publiceren.

Tot zaterdag!

dinsdag 2 februari 2010

Breien op een autochrome

Ze zitten comfortabel in de zon, gezellig bij elkaar; Tini, Vivi en Aagje. Vivi lijkt een haakwerkje onder handen te hebben, Tini leest en Aagje breit.
Tini is Christina Olie, echtgenote van de fotograaf Jacob Olie en pianolerares. Vivi is hun pleegdochter en Aagje is de zus van Jacob.
Jacob Olie was de zoon van de bekende amateurfotograaf met dezelfde naam. De techniek waarmee hij deze vroege kleuren foto maakte heet het autochrome-procédé. Dit procédé maakte het voor het eerst mogelijk om in kleur te fotograferen. Elke autochrome was uniek: er bestond maar één exemplaar van. Het was een glasplaat die als een dia bekeken werd en waar dus geen afdruk van gemaakt kon worden.
Naar schatting zijn er in Nederlandse musea en archieven zo’n 1500 autochromes bewaard gebleven. Het Rijksmuseum bezit er op dit moment iets meer dan 400 en heeft daarmee de grootste verzameling in Nederland. Hiervan zijn 245 van de hand van Jacob Olie jr.
Jacob maakte deze twee huiselijke taferelen tussen 1913 en 1927. De familie woonde aan het Wilhelminapark in Utrecht en was duidelijk in goeden doen. Fotograferen was een dure hobby, die zich maar weinigen konden veroorloven. Makers van autochromes richtten de camera relatief vaak op zichzelf en hun eigen leefwereld: interieurs, stillevens, portretten, uitstapjes en vakanties. Gelukkig maar, want zo komt de huiselijke wereld van weleer heel dichtbij.


tekst: Cecile van der Harten


Jacob Olie Jr. Aagje, Vivi en Tini zittend in een interieur RP-F-1995-206-184




Jacob Olie Jr. Tini, Vivi en Aagje (met breiwerk) zittend in een interieur RP-F-1995-206-183

donderdag 28 januari 2010

Breimiddag vol!

We hebben zoveel enthousiaste reacties gekregen dat alle plekken voor de breimiddag inmiddels gereserveerd zijn!

vrijdag 22 januari 2010

Bijbels breien

Op veel schilderijen van de Haagse school (eind 19de eeuw) zijn breiende meisjes te zien. Je zou bijna gaan denken dat we toen een kleine ijstijd beleefden, maar dat is toch niet het geval
Als je goed kijkt, zie je dat de meisjes kousen breien van zwarte of zwart-grijs gestreepte wol. Dat doet denken aan de uitdrukking ‘van de zwarte kousen kerk’ en dan zijn we heel wat dichter bij de oplossing van dit raadsel.

De zwarte kousen werden gedragen door het gereformeerde deel van de bevolking, in het bijzonder de zogenaamde Bevindelijk Gereformeerden, een orthodox onderdeel van de protestantse kerk. Het bekende boek van Jan Siebelink, Knielen op een bed violen, beschrijft deze gelovigen. Bevindelijk Gereformeerde gemeenten bevinden zich in bijvoorbeeld in Katwijk aan Zee, waar de schilder Bernard Blommers rond 1900 graag werkte. De kleur van de kousen is dus niet willekeurig. Elke Nederlander uit die tijd zou meteen begrijpen dat het hier om een gereformeerd meisje ging.

Deze gelovigen zijn streng in de leer. Daarom hebben de meisjes, al zitten ze mijmerend in het duin of genieten ze met man en kind van de vrije avond, toch altijd een breikous in de handen: ledigheid is immers des duivels oorkussen. Die uitdrukking betekent dat een lui mens al snel tot slechte dingen komt, en de duivel ter wille is, hem als het ware een hoofdkussen verleent. De breiende meisjes laten zo zien dat ze ijverig en gelovig zijn, en dat er geen plek is voor de duivel in hun leven. Hoewel… die blote voetjes...

tekst: Jenny Reynaerts, Conservator Schilderijen 18de en 19de eeuw



BJ Blommers. Het breistertje SK-A-1327



Jacob Maris. Dorpelingen SK-A-2926



BJ Blommers. Breiend meisje op een duin SK-A-3075

Meer over de muts

Dit zijn enkele foto’s gemaakt door textielrestaurator Carola Holz van de Rijksmuseum muts . Op de foto’s zijn een aantal interessante details te zien.

Op deze foto is te zien dat de muts aan de binnenkant veel sterker vervilt is dan aan de buitenkant. Dat zou door het gebruik kunnen komen, maar de de restaurator denkt dat het ook goed mogelijk is dat de muts bewust zo is gemaakt om de drager extra te beschermen. Boven op je hoofd verlies je tenslotte de meeste warmte.
Op deze foto is ook het steunweefsel van molton te zien dat tijdens de restauratie is aangebracht om de muts meer stevigheid te geven.

Op deze foto zijn de meerderingen op de oorflappen goed te zien:

woensdag 20 januari 2010

Man en Muts

Textiel restaurator Carola Holz, sinds 2002 werkzaam in het Rijksmuseum, is momenteel druk aan het werk met de mutsen uit de Spitsbergen collectie. De mutsen in de collectie van het Rijksmuseum zijn gevonden in de graven van walvisvaarders, die in de 17de eeuw in het dorp Smeerenburg, in het Noordpoolgebied, woonden en werkten. Bij opgravingen rond 1980 in het dorp vond men vele graven waarin de doden met de armen over elkaar en een muts op het hoofd begraven waren. In sommige graven was de muts het enige kledingstuk wat gevonden werd. De kleding werd meestal hergebruikt, maar een muts was zo persoonlijk dat ze ‘m mochten ophouden als ze hun graf ingingen. De kleur en het patroon van de muts was hun aanspreektitel geworden en alleen zo waren de walvisvaarders herkenbaar.


In het totaal zal Carola acht mutsen onder handen nemen, waarvan er inmiddels drie voltooid zijn. Het grootste probleem met de restauratie van deze mutsen is dat de wol vrij bros is. De mutsen hebben dus veel steun nodig. Carola verft hiervoor een lapje stof van molton en zoekt net zo lang tot ze een kleur heeft die bij elk mutsje past. Molton is opgeruwde katoen, die in stijl en structuur goed bij het weefsel past van de gebreide en vervilte mutsen. Met het lapje conserveert Carola de zwakke plek, of steunt een gat in de muts. De twee lagen worden onzichtbaar met elkaar verbonden en de gaten optisch gedicht. Soms zijn de mutsen zo sterk vervilt dat het breipatroon nauwelijks meer zichtbaar is. Elke muts krijgt vervolgens een eigen stevige steun, die speciaal aan de vorm van de muts is aangepast. Ook bij deze steun wordt apart een kleur uitgekozen, die bij de muts past. Op deze manier kunnen de mutsen veilig tentoongesteld worden in de toekomst.


“Het leuke van deze mutsen is, dat ze zo oud zijn en tegelijkertijd zo modern, een skater zou ze zo kunnen opzetten. De kleuren zijn heel goed behouden, er zit knal blauw en oranje tussen. De mutsen zijn heel divers, variërend van grof gebreide wol tot hele fijne wol. Soms zitten er bruine vlekken in een muts, dat is wel een raar idee. Het kunnen vlekken zijn die van de grond komen, waar ze in gelegen hebben, maar ook van de man die de muts op had toen hij begraven werd. De mutsen zijn ook bijzonder omdat er weinig kleding bewaard is gebleven van gewone mensen. Van de gefortuneerde 17de eeuwers zijn vaker waardevolle kostuums en weefels bewaard gebleven.
Wat ik zo’n mooi verhaal vind is dat de mutsen een soort identiteitsbewijs zijn, het was het enige dat strikt persoonlijk was. Ik zie daar die mannen staan in de sneeuw en de vrieskou met hun kniebroeken aan en hun muts, die hen onderscheidde van de anderen. Eigenlijk zou ik wel willen weten of ze de mutsen zelf gebreid hebben.”

tekst & interview: Cecile van der Harten
foto's: Rene den Engelsman

maandag 18 januari 2010

Het basispatroon

Alle deelnemers van de breimiddag krijgen het patroon van de "dutch sailor's cap". Dit patroon is ontwikkeld door Sally Pointer en is gebaseerd op deze muts uit de collectie van het Rijksmuseum.

Benodigdheden voor de muts:
ca. 200 gr middeldik wollen garen en bijpassende naalden zonder kop
steken proef ca. 18-20 steken per 10cm

Volgens het patroon wordt de muts als hij af is, handmatig licht vervilt. Wil je niet vilten dan kun je de muts beter iets kleiner maken door dunner garen te gebruiken of het aantal steken aan te passen.

vrijdag 15 januari 2010

Wat voor muts ben jij?

De 17e eeuwse Walvisvaarders herkenden elkaar dik ingepakt, alleen maar aan de muts. Zo noemden ze elkaar ook, Jan met de groene muts, Henk met de blauwe strepen. De muts werd hun identiteit. Als iemand overleed werd de kleding hergebruikt door de collega’s, maar niet de muts, want daarmee werden ze begraven!

Op zaterdag 6 februari organiseert het Rijksmuseum een mutsen brei-middag. Laat je inspireren door de mutsen van de walvisvaarders en brei de muts die zegt wie jij bent! Tijdens het breien kun je luisteren naar het bijzondere verhaal van de walvisvaarders en hun mutsen, verteld door de conservator geschiedenis Jan de Hond. Bianca du Mortier, de conservator textiel zal komen vertellen over de kleding op de schilderijen van Avercamp.

Als uitgangspunt voor je muts kun je het patroon gebruiken van een van de mutsen uit de collectie van het Rijksmuseum. Dit patroon, gemaakt door Sally Pointer, ligt klaar voor iedereen die komt breien.